Thuiswerk week 3, mijn eigen Temptation Island

Op moment van schrijven is het thuiswerk week 3. En het voelt als een soort Temptation Island, dat thuiswerken. Alleen bestaan mijn verleidingen niet uit blondines met een buitenproportionele voorgevel, maar heten ze ‘Netflix’, ‘Even de was opvouwen’ of ‘filmpjes van Bob Ross op YouTube.’ Vooralsnog gaat het goed hoor, ik zie dan ook nog totaal niet op tegen het moment dat mijn leidinggevende de eerste kampvuurbeelden van mijn thuiswerk situatie onder ogen gaat komen.

Ik word eigenlijk een beetje labiel van dat geïsoleerde thuiszitten En natuurlijk, anno 2020 mogen we qua communicatiemiddelen niet klagen. Maar het echte contact, dat mis ik toch. De enige mensen die ik nu nog face-to-face spreek, zijn zo nu en dan mijn ouders en de medewerkers achter de kassa voor de sporadische boodschappen. En qua gezichtsuitdrukkingen kon ik er uiteindelijk ook wel uit opmaken dat die laatste groep achter de kassa ook niet echt zat te wachten op jammerende verhalen over Hakim Ziyech die waarschijnlijk al zijn laatste wedstrijd in het shirt van Ajax heeft gespeeld. 

Gisteravond stond ik mijn tanden te poetsen, toen ik in de wasbak opeens een wesp zag zitten. Dus ik, hop, de kraan open. Wespen zullen in de natuur ontzettend nuttig werk verrichten, maar mijn wasbak is geen natuur. Wesp verdween in de gootsteen en ik ging verder met tandenpoetsen. Tot ik iets zag bewegen, vanuit de gootsteen. Het was de wesp, die met alle kracht dat het beestje nog in zich had, probeerde het droge te bereiken. Als een dronken Engelsman die met kleren en al uit de Amsterdamse gracht probeert te klauteren, was de wesp begonnen aan een laatste ultieme reddingsactie om zijn/haar vege geel-zwarte lijfje te redden. 

En waar ik normaal gesproken gewoon nógmaals de kraan open zou zetten, daar brak nu mijn hart. Ik voelde mezelf even de wespen-equivalent van Ted Bundy. Met de tandenborstel nog in mijn mond en de slierten tandpasta bungelend over mijn pyjama, ging ik op zoek naar iets om dit arme diertje – wat ik dertig seconden hiervoor nog door een Tsunami aan kraanwater wilde doen verdrinken, op het droge te helpen. Van een oude medicijnverpakking scheurde ik een lipje karton, waarop ik mijn nieuwbakken gevleugelde vriend hielp te ontsnappen uit zijn benarde positie. En daar lag hij, naast de kraan. Uit te hijgen op een stukje karton. In een split-second had ik nog het idee om hem/haar te drogen met een föhn, maar twee split-seconds later bedacht ik mij dat dit meer iets voor Ted Bundy zou zijn. 

Nadat ik het badkamerraam iets verder open had gezet, ging ik met een wrang gevoel slapen. Vanochtend werd ik vroeg wakker. Vroeger dan ik normaal wakker zou worden. Met een mengeling van euforie wat ik herken van het ontwaken op 5 december, gemengd met een gevoel van schaamte voor deze poging tot doodslag. Ik deed het licht in de badkamer aan; geen wesp! In al mijn optimisme ging ik er vanuit dat hij vrolijk naar buiten is gevlogen.

Het kan ook zijn dat de wesp nu dood naast de wastafel ligt. Maar met mijn net gelijmde gebroken hart van gisteravond, durf ik daar voorlopig nog niet te kijken. 


Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.