Valse Bingo

In september, tussen de lockdowns door,  speelde ik een spelletje bingo. En ik won. Ik won, maar durfde het winnende getal niet aan te kruisen om daarna ‘BINGO’ te schreeuwen. Bingo, vijf letters die me angstzweet, hartkloppingen en bedplassen doen bezorgen. Als klein Nickje deed ik op vakantie ooit mee aan een bingo op camping de Watersnip in Petten. Het was een campingkantine waarvan er in dit land honderden zijn, smoezelige TL balken die de ruimte meer de sfeer van een slachthuis, dan van een knusse kantine doen geven. Om het geheel wat op te fleuren, waren de TL balken voor deze avond omhuld met stroken rood gekleurd crêpepapier. Hierdoor leek de kantine ineens op een slachthuis, waar naast dood vlees, ook levend vrouwelijk Balkan vlees wordt verhandeld.

In deze setting liep ik mijn bingo trauma op. Gewapend met een flesje Fristi + rietje zou ik die avond een poging gaan doen om de hoofdprijs – een prima gevulde boodschappenmand, mee terug te nemen naar de tent van m’n ouders. Het liep anders. Als zesjarige haalde ik de getallen  74 en 47 door elkaar. Kan gebeuren, zult u denken. Alleen was dit net het laatste getal wat ik nodig had voor een volle kaart. Nickje schreeuwde heel hard ‘BINGO’ en draafde met zijn bingokaart vol met pennenstrepen richting de prijzentafel waar ook de goed gevulde boodschappenmand op stond en de mevrouw die bingoballetjes trok zat.

Toen deze mevrouw (een soort eeneiige tweelingzus van Jeannine de Bolle/Mevrouw Praline uit Samson & Gert) gretig mijn volle bingokaart ging nakijken, liep ik in gedachten al met de enorme boodschappenmand in mijn twee kinderhanden richting het veldje waar de tent van m’n ouders stond. Alwaar mijn ouders door tranen geroerd zouden zeggen dat ik hun leukste zoon ooit was.

Maar dat liep anders. Ik had dus geen bingo, sterker nog, ik moest een liedje zingen, staand op een stoel, ten gehore aan een kantine vol met gevulde boodschappenmand jagende kampeerders. Stotterend kwam er iets uit wat op ‘Busje komt zo’ van Höllenboer moest lijken. Maar wat er vooral kwamen, waren tranen. Hele zoute tranen liepen – vermengd met een snottebel, richting mijn mond. De smaak van lauwe Fristi, snottebel en zoute tranen laten direct het deuntje van ‘Busje komt zo’ in m’n hoofd afspelen.

En dat gebeurde dus die bewuste vrijdag in september weer. Ik was ietwat zenuwachtig, alleen de getallen 62 en 18 waren nog niet door een stift aangestipt. “Nummer 62”. Fack, die heb ik. “Nummer 53”. Ik slaakte een zucht van opluchting, achter in de zaal had iemand bingo. “Bingo is goedgekeurd, we spelen verder voor de tweede plaats, een goed gevulde boodschappenmand”.

Ondertussen parelde het angstzweet van m’n voorhoofd en nam ik driftig een flinke teug van mijn bier. Mijn bier, wat in gedachten begon te smaken naar lauwe Fristi door een rietje. Toen kwam het moment waarvan ik wist dat zou komen: “Nummer 18”. Haast verstijfd keek ik naar mijn bingoformulier, hoe dichter mijn rechterhand met stift bij het getal 18 kwam, hoe harder er in mijn hoofd iemand ‘BUSJE KOMT ZO, BUSJE KOMT ZO’ begon te schreeuwen. Ik durfde de 18 niet aan te kruisen, legde m’n hand over het getal 18 heen en speelde door alsof er niks aan de hand was.

Ooit zal ik de confrontatie met een volle bingokaart weer aangaan. Tot die tijd schuif ik gewoon mijn hand over het voor mij winnende getal.


Reacties (1)

  1. Weer mooi geschreven kerel , volgde x win je wel een vingerplant , die staan altijd goed in de vensterbank 👍🏼🤣🤣

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.